,,Zo hé.. Hier is veel veranderd,’’ zegt Robert Jan Stips als hij zijn natte jas uitslaand Café De Meester binnenwandelt. ,,Behalve het weer. Brr. Hé man!’’ Hij valt Rob Kloet in z’n armen. ,,Goed je te zien.’’ Twee derde van de Nits komt voor het eerst in tientallen jaren weer samen op de plek waar ze eind jaren 70 en begin jaren 80 repeteerden.
Terwijl de mist Café De Meester op deze gure januaridag omringt, zitten de mannen, samen met Yvonne van der Geest, eigenaar van het café dat toentertijd Don Bosco heette, aan een ronde tafel bij het raam. ,,Aan die tafel,’’ en Robert Jan wijst de tafel in de hoek aan, ,,..hebben we heel veel uitsmijters gegeten.’’ Op de ronde tafel staan nu kopjes hete koffie en er ligt een zak met eierkoeken.
Rob: ,,We kwamen hier terecht via Aad Link, onze manager.’’ Robert Jan beaamt dat: ,,In die tijd speelde ik bij Golden Earring en met hen repeteerden we hier ook.’’ Als Golden Earring in die tijd op zoek is naar een oefenruimte, krijgt Aad van zijn vriend, de kroegeigenaar Jan van der Geest, de zaal achter het café aangeboden. The Shoes repeteren daar ook. Dus na The Shoes en Golden Earring komen ook de Nits in Don Bosco repeteren. Voordat ze in Don Bosco terechtkomen, repeteren The Nits, toen nog ‘The’ in de naam, in een woonboot. Rob: ,,Ik had vrienden in Badhoevedorp en op een snikhete boot in de Ringvaart hebben we wekenlang gerepeteerd voor de eerste plaat.’’ Maar ook in een club in Amsterdam genaamd Akhnaton vinden ze een repetitieruimte. ,,Daar konden we ook onze instrumenten opslaan. En als we dan ergens gespeeld hadden en ’s nachts om half drie voor de deur stonden om uit te laden, was het nog harstikke druk in het café. Sta je daar. Het enige wat we dan konden doen was aan de bar aanschuiven, verhalen vertellen en jonge jenevertjes drinken tot de tent sloot. En daarna nog even die spullen naar achteren sjouwen.’’
De brand
Begin jaren 80 kunnen de Nits in Amsterdam een nieuwe ruimte betrekken, een oude gymzaal die ze van de gemeente huren. De Werf, zoals ze hun honk dopen, wordt hun verzamelplek. De plek waar ze werken, repeteren, klassiek geworden albums opnemen, maar ook waar verjaardagen worden gevierd en bruiloften plaatsvinden. Het is bovendien de plek waar ze hun archief bewaren. ,,Een plek met een ziel,’’ zoals Rob zegt. In mei 2022 gaat het gebouw in vlammen op. De band vindt in de brand de inspiratie voor hun laatste werk, ‘Tree House Fire’. Robert Jan: ,,We hebben een dag staan kijken naar die uitslaande brand. We dachten dat alles in vlammen was opgegaan,’’ Maar niets is minder waar, want als de band een paar dagen later in België speelt, zien ze in een meegebrachte Parool onder het kopje ‘Gevonden voorwerpen’ de gitaar van Henk staan. Die had het overleefd. Rob: ,,Wat we het meest missen is de sfeer. Er is zoveel gebeurd daar. Dat komt niet meer terug.’’
Robert Jan Stips is in die beginjaren zijdelings betrokken bij de Nits. Hij mede-produceert hun tweede album ‘Tent’ uit 1979 en hun derde album ‘New Flat’ uit 1980. Als boeker bij het boekingskantoor Rock In Waterland zorgt hij voor optredens. ,,Ik vond de Nits ontzettend eigen. Het had helemaal niets te maken met de jazzrock die toen hip was, met duizend noten in één minuut, waarin het vakmanschap van de muzikant vooraan stond. Bij mij kwam al gauw de term Mondriaanpop boven, met strepen en een punt en duidelijke kleuren. Geen pastelkleuren.’’ Rob: ,,Een duidelijk afgekaderd liedje.’’ Robert Jan: ,,De hele band was afgekaderd. Rob mocht geen breaks spelen.’’ Rob lacht: ,,Er was een keer een drummer die had ons zien spelen en zei: ‘Jongen, jij drumt als een drummachine.’ Daar was ik toen heel erg blij mee.’’ Na opnieuw een hartelijke lach vervolgt hij: ,,Er waren geen regels, maar we wilden wel graag dat hele strakke, geen tierelantijnen. Helderheid. Transparantie. In Duitsland noemden ze dat destijds kristalklare transistorpop. Vond ik een mooie omschrijving.’’
Op een dag wordt Robert Jan, die dan met manager Aad Link het boekingskantoor Rock In Waterland runt, gebeld door de bassist Alex Roelofs. ,,We hadden net de eerste Duitse tour voor de Nits geboekt. Weken aan gewerkt. Dat zou de tour worden waarmee de Nits in Duitsland zouden doorbreken. En toen belde Alex. Die kwam schoorvoetend met de mededeling dat hij eigenlijk geen zin had om te reizen en dat die Duitse tour wat hem betreft niet doorging.’’ Robert Jan slikt even en vervolgt: ,,Ik was zeer verwonderd. Iemand die in een bandje zit en niet wil reizen. We hadden een groot probleem.’’ En dan belt Henk Hofstede naar Robert Jan. ,,,Ik heb een vraag,’ zei hij. ,Eigenlijk ben jij de enige die het repertoire kent. Zou je niet mee willen gaan en op toetsen willen bassen?’ Dat vond ik zo’n geweldig idee. Ja natuurlijk!’’ Maar ze moeten aan de bak, want het eerste optreden staat vlak voor de Duitse tour gepland, slechts drie weken later, op 21 november in het LVC in Leiden. De band repeteert in twee weken de set in Don Bosco. Toch was die tijdsdruk geen probleem volgens Robert Jan. ,,Bij de Earring zat ik in het vliegtuig naar Amerika nog te repeteren met George.’’ Het Leidsch Dagblad kopt op 23 november in een recensie: ‘Nits zet prestatie van formaat neer’ en schrijft in het artikel dat vooral over de ‘tijdelijke’ invaller Robert Jan Stips gaat: ‘Stips schijnt het prima naar z’n zin te hebben bij The Nits. (…) The Nits is een ideale band voor Stips zodat het tijdelijke van zijn verblijf in de groep wel eens zeer rekbaar zou kunnen zijn.’
De afgekaderde Mondriaanpop die de Nits op dat moment maken is iets wat Robert Jan Stips daarvoor nog niet had gemaakt. Met Supersister verkent hij zijn ‘muzikantschap’. ‘Pudding en Gisteren’, het titelstuk van de derde lp, beslaat een hele plaatkant. Een door een dwarsfluit gedreven ballet van 21 minuten lijkt met verfijnde melodieën de jazzrock te omarmen, om je al snel via een schimmig bospad vol vervormde toetsinstrumenten en dreigende basloopjes een onverwachte kant op te sturen, via een donkere melodie terug naar de lichte toon van de dwarsfluit, dan, paukenslagen, een distorted basgitaar, de drum die machinaal doormaalt, in een paar maten vier tempowisselingen, om via een atonaal middenstuk in een fuzzy warboel te komen tot het eindigt in een Satie-achtige epiloog. En ondertussen klinkt dat alles heel logisch. Supersister kent geen grenzen. ,,Het grappige is ook dat wij destijds ongelooflijke fans waren van Supersister. Die muziek lag ons heel goed,’’ zegt Rob. ,,De overeenkomst,’’ analyseert Robert Jan, ,,was een soort helderheid, volgens mij. En eigenzinnigheid.’’
De muziek van de Nits is anders. Zoals het Leidsch Dagblad schrijft: ‘strak en simpel’. ,,Ik had me voorgenomen als invaller dat niet te gaan verpesten. Tot dan toe had ik heel andere muziek gespeeld, bij mij stond het muzikantschap wel meer vooraan. Voor één tour zou ik invallen. Ik heb m’n best gedaan me tot Nit te transformeren. Jij kreeg ooit dat compliment over drummen als een drumcomputer,’’ zegt hij tegen Rob. ,,Ik kreeg er een van journalist Jip Golstein: ‘Jij bent nog veel meer Nit dan die andere Nits!’’’
Robert Jan en Rob staan op en laten zich rondleiden door Yvonne van der Geest naar de zaal achter het café. ,,Dit herken ik niet meer,’’ zegt Rob als hij de zaal binnenwandelt. ,,Was dit de zaal waar we repeteerden? Ik had meer het gevoel dat het eruit zag als een oud theatertje.’’ De zaal, witte tafels, brede ramen en een bar achterin, is veertien jaar geleden onherkenbaar verbouwd. Yvonne wijst door de langwerpige zaal: ,,In het midden zat een schuifwand, op de muur lambriseringen en daarboven allemaal oud boerengereedschap en daar waar nu de bar staat, zat vroeger een schouw.’’ Er is geen podium in de zaal. De bands repeteren op de grond. Er wordt niet alleen gerepeteerd door Golden Earring en de Nits, maar ook The Shoes, Gruppo Sportivo, Galaxy-Lin, Powerplay, Roberto Jacketti en The Scooters, The Dolly Dots en Earth & Fire en het Stips Trio,,Heilige grond,’’ volgens Rob. Er wordt tegenwoordig niet meer door bands gerepeteerd in de zaal. ,,Het is nu een horecabedrijf, met een zaal zoals je die in dorpen hebt. De rouwtjes, de trouwtjes en de bridgeclub. Maar de Zoeterwoudenaren weten het wel allemaal.’’ Er zijn nooit klachten over geluidsoverlast geweest. ,,Men vond het prachtig,’’ vertelt Yvonne. ,,Hierachter zat een basisschool en als die uitging, parkeerden de kinderen hun fietsen tegen de muur en klommen ze op hun zadel. Vanaf hun fiets konden ze precies door die hoge ramen naar binnen kijken waar de jongens dan zaten te repeteren.’’
Elk album dat de band opneemt, klinkt anders. ,,Een andere band per project,’’ volgens Robert Jan. ,,We proberen onszelf nooit te herhalen.’’ Op Omsk uit 1983 verandert mede door de komst van Robert Jan de hoekige sfeer van de Nits. Dat ontstond meer uit humor dan uit serieuze muzikale gedachten, volgens Robert Jan. ,,Henk kondigde Nescio aan toen we het gingen opnemen als ´het saaiste nummer ooit´, en dan begint die eerste lange noot. En ik dacht toen, nou ja, als er nu toch geen grenzen meer zijn, laat ik maar eens proberen om een superromantische pianopartij bij de Nits te spelen.’’ Rob lacht: ,,Ja, geweldig!’’ Henk haalt zijn inspiratie voor Nescio van een cassettebandje dat hij voor in de auto op vakantie naar Italië heeft samengesteld. Daarop staat een ‘fantasie-mini-opera’, zoals Willy Alberti dat ook kon zingen. Daar komt onder andere de frase ‘Nesciooo!’ voorbij. Rob: ,,Voor de opnames van ‘Omsk’ hadden we bedacht dat de studio een soort speeltuin moest worden. We hadden tafels vol instrumenten: xylofoons, een Turkse fluit, oude gitaren, een rammelaar. We gingen zoeken naar geluid.’’ De plaat Omsk krijgt onder andere in Oor een zeer lovende recensie, maar noemt de band wel te eigenzinnig, slim, complex en ontoegankelijk voor het scoren van een hit. Nescio wordt wel degelijk een hit en is na al die jaren nog steeds een publieksfavoriet.
De Nits nemen voor hun volgende album Adieu, Sweet Bahnhof ook een videoclip op in Zoeterwoude. Niet in Don Bosco, maar in het muziekcentrum, honderdvijftig meter verderop. Robert Jan: ,,We wilden een fanfare in de videoclip van Mask omdat er veel blazers in voor kwamen.’’ En zo figureerde de lokale St. Jans Fanfare in de videoclip van Mask. Rob vult aan: ,,En we wilden markante koppen in de clip, omdat het nummer over gezichten gaat. Nou, dat kon Jan wel voor ons regelen.’’ Yvonne kan zich ook nog wel wat herinneren: ,,Eén van de markantste koppen was die van Heintje Versteeg, dat was een boer uit de Weipoort.’’ Maar ook vrienden en familie van de Nits kijken geregeld recht in de camera in de videoclip. ,,Leuk om die clip te zien. Ik ben elke keer weer verbaasd en ontroerd als ik zie wie er allemaal voorbij komen. Heel veel mensen die er niet meer zijn, maar ook gewoon de herkenning.’’ zegt Rob.
Tussen Jan van der Geest en de bands die in Don Bosco repeteren groeit een vriendschap. Robert Jan: ,,Jan was altijd bij de optredens van de Earring als het enigszins in een straal van zeventig kilometer was.’’ Er wordt gelachen. ,,En hij had altijd grote schalen kaas mee voor backstage, ook bij de Nits. Een zeer hartelijk iemand. Vaak vind ik iemand die iets te snel in de kleedkamer gaat zitten opdringerig, maar bij hem nam niemand dat kwalijk. Hij was welkom. Hij werd op de schouders geklopt en omarmd.’’ Yvonne heeft daar ook goede herinneringen aan: ,,Het was het eerste wat onze vader ons leerde; als hier een band komt spelen ga je eerst koffie zetten en vraag je of ze wat willen eten. Eerst de jongens verwennen en dan is het goed.’’ ,,Toen ik met Golden Earring in Amerika tourde,’’ vult Robert Jan aan, ,,hoorden we altijd: ‘a well-fed band is a happy band’.’’ Opnieuw wordt er gelachen. ,,Maar daar zit wel een kern van waarheid in. Ik neem nog een stukje van mijn eierkoek.’’ Met Golden Earring heeft het café een bijzondere band. ,,Toen het café vijf jaar bestond, kwamen ze hier spelen. Ze hadden zoveel rotzooi bij zich, dat toen de truck was uitgeladen, er geen mensen meer in de zaal bij konden!’’ Ondanks alle legendarische bands die hier repeteerden, denkt Rob toch aan iets anders bij Don Bosco: ,,Dit is de plek van de familie Van der Geest. Dat is het eerste waar ik aan denk bij deze plek.’’ Yvonne is blij dat te horen. ,,Het was altijd mijn vader die alles regelde en ook de spotlights pakte. Maar dat kon alleen maar omdat mijn moeder daar ook achter stond. Het ging niet alleen om hem, maar om de hele familie.’’