Van Hazes to Smurfenhouse, 1980 – Rijnsaterwoude – door Martijn van Lith

Van Hazes tot Smurfenhouse

De Leidse jongens achter de onwaarschijnlijke hitfabriek Cat Music

‘Kleine jongen’ van André Hazes, ‘Windsurfin’ van The Surfers, ‘5.0.5. PM’ van Lia Velasco en ‘De Nederlandse sterre die strale overal’ van Rubberen Robbie. Na hun succes met glamrockband Catapult in de jaren 70 bouwen de mannen van Cat Music een bijzonder gevarieerd repertoire bij elkaar. ,,Wij hadden van jongs af aan al door dat we alleen deugden voor muziek maken.”

Beroeps

Het begon in 1967, toen Aart Mol aanbelde bij de ouders van Geertjan Hessing aan de Warmonderweg in Oegstgeest – zijn lange haren verstopt in de achterkant van zijn trui. Geertjan wilde wel drummen en wist ook nog wel een zanger. Zo ontstond hun eerste bandje: Axis Purple. Geertjan: ,,Toen gitarist Erwin van Prehn erbij kwam, hadden we het gevoel: dit zou weleens iets kunnen worden. We waren enorm gemotiveerd om ‘beroeps’ te worden.”

,,Er was een mooie scene toen in Leiden, met podia als Leyton, Het Volkshuis en Zaal Mekel. Elke vrijdag of zaterdag speelde daar wel een bandje. Toen op een gegeven moment iedereen voor een echte baan koos, sprongen wij in het diepe.” Leven van de muziek, dat was het doel van Aart, Geertjan en Erwin. ,,Toen Axis Purple uit elkaar viel, zijn we gaan zoeken naar mensen die er net zo in zaten. Via via kwamen we bij producer Jaap Eggermont terecht, de oude drummer van The Golden Earring. Die zei: dat bandje zie ik wel zitten.”

Hit the Big Time

De mannen spelen in de vroege jaren 70, onder de naam Chamberlain, in het voorprogramma van The Golden Earring. Na weer een aantal wisselingen vormen Aart, Geertjan en Erwin samen met Cees Bergman en Michael Eschauzier de band Catapult. ,,Pas toen werden we goedgekeurd door het Hilversumse. We oefenden in Don Bosco in Zoeterwoude-Dorp. Jaap Eggermont kwam om de zoveel tijd langs om te luisteren of we nog wat goeds hadden gebrouwen.”

De producer was niet snel tevreden, herinnert Aart zich. ,,Voor die oefenruimte had je een sloot. Op een gegeven moment hadden we een heleboel nummers gemaakt en kwam Jaap weer luisteren. We zeiden tegen elkaar: als hij dit nou weer niks vindt, dan gooien we hem in de plomp. En prompt zei hij: dat ‘Hit the Big Time’, dat vind ik wel wat.” Het wordt de eerste single van Catapult, die in 1974 vijf weken in de top 40 staat en tot nummer 16 reikt. Vlak daarna vervangt Elmer Veerhoff de opgestapte toetsenist Michael Eschauzier en komt Catapult tot zijn definitieve bezetting.

illustratie door Klaas Stuifbergen

Glitterpakken

Zowel in muziekstijl als in uitdossing stuurt platenmaatschappij Polydor de band een bepaalde kant op. Geertjan: ,,Dat was een cultuurshock voor ons, het liefst waren wij een kruising geworden van Jimi Hendrix Experience, Led Zeppelin en Cream. We waren een vrij stevige band, maar we hebben ons repertoire aangepast.” Aart: ,,Daar hadden we geen moeite mee: wij wilden slagen in de muziek.”

De glitterpakken, hooggehakte laarzen en doordachte choreografieën werpen hun vruchten af, in combinatie met Catapults melodieuze en dansbare glamrock. Na ‘Hit The Big Time’ volgen nog zes top 40-noteringen, waaronder ‘Seven-eleven’, ‘Teeny Bopper Band’ en ‘Let Your Hair Hang Down’.

Het is de eerste helft van de jaren 70, de tijd van Bowie’s Ziggy Stardust, van glamrockers als Alice Cooper en T-Rex. Aart: ,,Je had niet alleen een bandje, je moest er ook een beetje uitzien. En in Hilversum wilde men gewoon een product verkopen. Dus: ‘Ja jongens, jullie moeten wel een ander pakje aan.’”

Middelvinger naar Hilversum

Eind jaren 70 loopt de glamrock op zijn eind. Aart: ,,Toen dachten wij: welke kant gaan we nu op? Geertjan: ,,De platenmaatschappij zei gewoon: ‘Jongens, de glittertijd is over, inpakken en wegwezen.’ Wij dachten: dat maken we zelf wel uit. Ieder pakte een instrument dat hij zelf niet speelde en zo namen we de plaat ‘Mono’ op als The Monotones.” Ze brengen de single stilletjes uit bij een maatschappij in Duitsland, waar de dansbare plaat ‘Mono’ al snel een hit wordt. Die wordt vervolgens weer opgepikt in Nederland. ,,Toen gingen ze hem hier ook draaien. ‘Kijk, we hebben hier een te gekke nieuwe band, The Monotones.’ Bleken het later gewoon de jongens van Catapult, haha. Dat was even een middelvinger naar Hilversum.”

Die ganse Tag bum-bum-bum

Ten tijde van Catapult schrijven de bandleden al nummers voor anderen, zoals ‘5.0.5 PM’ voor Lia Velasco, dat negen weken in de top 40 staat. Nadat de band uit elkaar valt, breiden ze dat verder uit. Vanuit hun kraakpand in de Leidse Merenwijk, in de flat de Arendshorst, componeren ze steeds meer voor andere artiesten. Geertjan: ,,We woonden op de zesde en de achtste verdieping, met in totaal acht man.” Het waren de jongens van Catapult, plus een aantal goede vrienden. ,,Daar zijn we begonnen: maakten we een drumhok van één kamertje, dat we met matrassen zo goed mogelijk geluiddicht maakten.” De Duitse buurvrouw op de zevende verdieping was niet altijd blij met de mannen.. ,,We hielden altijd wel om zes uur ’s middags op, maar ja, die vrouw zat daar wel in de herrie. Doch nicht wieder die Ganse Tag das bum-bum-bum?, zei ze dan.”

Nieuwe studio

Cat Music groeit in de Merenwijk al snel uit zijn voegen. Aart: “We zijn toen verhuisd naar Hazerswoude-Rijndijk, daar had je de oude steenfabriek, Nieuw Werklust. Daar hadden we een heel klein hokkie, waar we een studioruimte van hebben gefabriceerd.”

Als die studio er eenmaal is, moet er wel iets worden opgenomen. Geertjan: ,,Dus namen we allerlei flauwekul op. Op een gegeven moment vroeg radio-dj Willem van Kooten of we een Nederlandse versie konden maken van een punkhit van Plastic Bertrand.” ‘Ça Plane Pour Moi’ werd ‘Geef mij maar drank’. Zo ontstaat de roemruchte Leidse act Rubberen Robbie, een vrije vertaling van Plastic Bertrand.

Aart: ,,Er kwam meer vraag naar nummers van Rubberen Robbie, dus hebben we een album opgenomen. Lekker basic, Stones-achtige muziek en allerlei geinige teksten die we gewoon in Leiden in het wild aantroffen.” Geertjan: ,,We kwamen vaak in een tent, die heette de Vicolo. Daar zaten mensen van allerlei pluimage. Je hoorde daar de meest waanzinnige zinnen die je zo kon gebruiken in liedjes: Scheurt voor mijn ook een meterrr af! Of: Nee, je mot je het brrroerrr laten doen!”

Ome Henk
Rubberen Robbie is niet de enige cult-act die voortkomt uit de studio van Cat Music. Ook  de komische – en behoorlijk platte – avonturen van Ome Henk komen uit hun koker. Het Amsterdamse stemmenwonder Frans van der Plas, alias Hans Plumeau, benadert hen met zijn ideeën. Aart: ,,Kom een keer langs, zeiden wij. Hij kon echt fantastische dingen met zijn stem. Dat klikte wel.” De samenwerking mondt uit in dertien cd’s met verhalen en liedjes over Ome Henk, een bokkige vijftiger die leeft van een uitkering. Tot zijn entourage behoren bijvoorbeeld kakker-buurman Floris-Jan van Fleppensteyn, theaterondernemer Koos Korswagens en het irritante buurjongetje Jantje. Singles als ‘Op de Camping’, ‘Neem een ander in de maling’ en ‘Ik zing dit lied voor Ome Henk’ worden landelijke hits. Ook de rauwe illustraties van de Leidse striptekenaar Eric Schreurs dragen bij aan het succes.

Piraten-tv

De piratenzenders (P.T.V.) helpen Rubberen Robbie een handje om hun liedjes aan de man te brengen. Geertjan: ,,Je had Nederland 1 en 2, die zonden uit tot een bepaalde tijd. Daarna kreeg je een testbeeld. Die piraten straalden dan in op die mast en gingen zelf uitzenden.” Daar worden ook de clips van Rubberen Robbie vertoond. De echte doorbraak volgt met de single ‘De Nederlandse sterre, die strale overal’ in 1981. Het is een parodie op het nummer ‘Stars on 45’, een disco-medley van allerlei internationale hits. ,,Toen dat werd gedraaid op de radio, was het een soort ontploffing”, zegt Aart. ,,We wisten niet wat er gebeurde.” Het nummer komt op nummer 1 in de Top 40 en blijft tien weken in de hitlijst staan.

Rijnsaterwoude

Na zo’n vier jaar wordt ook de studio in Hazerswoude te klein. Ze zoeken een grote ruimte in de polder om een volwaardige studio te bouwen en stuiten op een advertentie in het Witte Weekblad. Aart: ,,Een schuur met wat caravans en auto’s. Het was gigantisch.” Met hulp van een aantal ervaren studiobouwers verbouwen ze dat tot hun droomstudio. Geertjan: ,,We zijn er toen vol voor gegaan. We bouwden een grote ruimte waar de installatie stond en dan aan weerszijden twee regieruimtes. Dan hadden we nog een programmeerstudio en een kleine inspreekstudio.” Zo heeft Cat Music begin jaren 80 een eigen studio die past bij de ambities.

Daar schrijven en produceren ze in zo’n dertig jaar een uniek repertoire bij elkaar voor onder meer Tower, Engelbert Humperdinck, Patricia Paay, Koos Alberts, Marianne Weber, Frans Duijts, Videokids, Digital Emotion, Fantastique en Master Genius. Ook dragen ze bij aan tientallen cd’s van De Smurfen in Nederland, België, Duitsland en Denemarken én nemen ze talloze luisterboeken, reclames en voetballiedjes op. ‘Beroeps’ worden, dat is zeker gelukt.

En dan is het grootste succes van Cat Music nog niet eens genoemd. Niet lang nadat ze hun studio in Rijnsaterwoude betrekken, klopt André Hazes bij ze aan. Aart: ,,André had een nummer gehoord dat we voor Rita Hovink hadden geschreven, ‘Je hoeft me niet te zeggen’. Daar wilde hij een eigen versie van. Dat werd ‘Het is koud zonder jou’. Dat beviel en vanaf dat moment zijn we echt songs voor hem gaan schrijven.” Liefst 39 nummers schrijft Cat Music voor Hazes, waaronder megahits als ‘Kleine jongen’, ‘Zomer’ en ‘Een beetje verliefd’.

Geertjan: ,,Wij gingen gewoon zitten met z’n tweeën, Aart en ik, gitaartje erbij, cassetterecorder, en dan was het schrijven en opnemen.” Het beeld van André Hazes die met een rijmwoordenboek en een blikje Heineken zijn teksten bijeen schrijft, moet worden bijgesteld. Aart: ,,Wij leverden complete demo’s aan, met teksten en titels. Daar schaafde hij wel een beetje aan, maar nooit veel.”

Kleine jongen

Een speciaal geval is ‘Kleine jongen’. Geertjan: “Dat nummer is ontstaan naar aanleiding van de geboorte van mijn zoon Danny, toevallig net zo oud als André Hazes’ zoon Melvin. Met een melodielijn en het zinnetje ‘Kleine jongen, het leven gaat voorbij’ in het hoofd, zijn Aart en ik op de ons vertrouwde manier aan het componeren geslagen”. Totdat het lied compleet, maar nog wel ‘in zijn nakie’, op cassette stond. “Oorspronkelijk begon zo’n beetje iedere zin in het couplet met ‘kleine jongen’, dat hebben we toen nog teruggeschroefd. Erwin heeft daarna de tekst verder gecompleteerd. Tot slot hebben we in onze studio de demo ingespeeld, gearrangeerd en ingezongen. ,,Andre heeft er geen woord aan veranderd, dat vonden we wel bijzonder. Jaren later, op z’n verjaardag, vroegen we een keer: ‘Hoe zat dat, waarom heb je daar toen niets aan veranderd?’ Zei hij: ‘Ik had er niets beters van kunnen maken.’”

Bacousta

Na een samenwerking van zo’n veertig jaar besluiten de heren de studio te verkopen. Aart: ,,Je wordt wat ouder, op een gegeven moment denk je: we gaan deze periode afsluiten. En het pand was ook een pensioenvoorziening voor ons.” Twee van de vijf, Cees en Erwin, zijn inmiddels overleden. Elmer is al jaren geleden iets anders gaan doen, in de informatica. ,,Maar wij hadden van jongs af aan al door dat we alleen deugden voor muziek maken,” lacht Aart. En dat doen ze nog steeds, samen met Jan Willem Dol en Ronald van den Bos, in de coverband Bacousta. Geertjan: ,,Twee akoestische gitaren, een geïmproviseerd drumstel en vierstemmige zang. We spelen nummers van The Eagles, Supertramp, Doobie Brothers, Beatles, Stones, dat werk. ”Het stevige is er inmiddels wel vanaf,” zegt Aart. ,,Je kan ons rustig in een hoekje van de kamer zetten. Ik denk dat we doorgaan tot wij ook omvallen. Het is toch het mooiste wat er is, muziek maken.” Geertjan: “Een magische verslaving.”